Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9340

Datum uitspraak2009-06-09
Datum gepubliceerd2009-06-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5715 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen. Evenmin is door appellant een begin van bewijs geleverd omtrent zijn standpunt dat hij meer beperkingen heeft ten aanzien van blootstelling aan rook, gassen en dampen dan door de artsen van het Uwv aangenomen. Gelet op het vorenstaande ziet de Raad dan ook geen aanleiding een nader deskundigenonderzoek te gelasten.


Uitspraak

07/ 5715 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 augustus 2007, 06/3629 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 9 juni 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Op 17 april 2009 is namens appellant nadere medische informatie overgelegd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Frerix voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Smid. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 7 december 2005 heeft het Uwv met ingang van 8 februari 2006 de aan appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit van 7 juni 2006, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 december 2005 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voorts heeft de rechtbank beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de (bezwaar)verzekerings-arts. De rechtbank was niet gebleken dat de beperkingen van appellant niet juist zijn vastgesteld. Omdat het Uwv echter pas in beroep een volledige toelichting heeft gegeven met betrekking tot de geschiktheid van de geduide functies en niet uiterlijk bij het besluit op bezwaar heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, en de rechtsgevolgen daarvan met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht in stand gelaten. 3. Appellant bestrijdt de aangevallen uitspraak kennelijk voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand zijn gelaten. Daartoe heeft hij in de eerste plaats betoogd dat de geduide functies in medische zin niet geschikt zijn. Daarbij heeft hij in wezen dezelfde gronden naar voren gebracht die hij in eerste aanleg heeft aangevoerd. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. De Raad heeft geen aanleiding gezien om met betrekking tot het bestreden besluit tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank heeft gegeven en hij stelt zich achter de overwegingen die de rechtbank in de aangevallen uitspraak aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd. De Raad is van oordeel dat de rechtbank genoegzaam is ingegaan op de gronden van appellant. In hoger beroep zijn geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 16 november 2006. De in hoger beroep overgelegde brief van neuroloog M.G. Smits van 14 januari 2008 doet hier niet aan af nu de inhoud van deze brief geen betrekking heeft op appellants gezondheidstoestand per datum in geding, te weten 8 februari 2006. Evenmin is door appellant een begin van bewijs geleverd omtrent zijn standpunt dat hij meer beperkingen heeft ten aanzien van blootstelling aan rook, gassen en dampen dan door de artsen van het Uwv aangenomen. Gelet op het vorenstaande ziet de Raad dan ook geen aanleiding een nader deskundigenonderzoek te gelasten. 4.3. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen is de Raad, met de rechtbank en op basis van dezelfde overwegingen, voorts van oordeel dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch en arbeidskundig opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. 4.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd. 5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) I.R.A. van Raaij. MH